Persbericht: |
Bij vonnis dd. 10 januari 1998 heeft de rechtbank te Groningen een belangrijke
uitspraak gedaan.
De zaak is in onze branche bekend: het Martiniziekenhuis te Groningen brengt sinds enige
jaren de kosten in rekening van de (laatste) verzorging van overleden patiënten. Dit
gebeurt door inschakeling van het bedrijf CMO. Men noemt dit mortuariumkosten.
De rechtmatigheid van dit handelen is aangevochten. Op initiatief van Algemeen Belang te
Groningen hebben zich een zestiental uitvaartondernemers samen met de federatie Groningen
verengd. Deze groep stelde zich op het standpunt dat het ziekenhuis de hoogstnoodzakelijke
handelingen zou verrichten en verder niets. Althans niet zonder opdracht van nabestaanden
c.q. de uitvaartondernemer als hun vertegenwoordiger.
Het ziekenhuis was niet bereid tot het voeren van een proefprocedure, hetgeen leidde tot
een echt proces waar een nabestaande bij betrokken is geworden.
De kantonrechter deed in eerste instantie een uitspraak die weinig houvast bood en welke
voor velerlei uitleg vatbaar was. De enige weg was een hoger beroep en dat kon dankzij een
mee-geëist smartegeld.
De uitspraak in hoger beroep komt in het kort op het volgende neer:
De rechtbank heeft geoordeeld dat het ziekenhuis geen kosten voor mortuarium-werkzaamheden
in rekening mag brengen.
De rechtbank is om te beginnen van oordeel dat de andere werkzaamheden dan de laatste
verzorging van een in het ziekenhuis overledene op het terrein van de uitvaartverzorging
vallen.
Het zich onder geneeskundige behandeling stellen van een patiënt houdt niet in dat deze
ook opdracht geeft tot het verrichten van werkzaamheden op het terrein van de
uitvaartverzorging.
Er is ook geen sprake van zaakwaarneming, omdat er immers een uitvaartverzorger is
ingeschakeld die zich kan ontfermen over het stoffelijk overschot.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat de noodzakelijke laatste verzorging voortvloeit uit
de door een patiënt met het ziekenhuis gesloten behandelingsovereenkomst.
De daar mee gemoeide kosten worden vervolgens in rekening gebracht via COTG goedgekeurde
tarieven. Het ziekenhuis heeft zelf aangegeven dat daar nog geen tarief voor is
vastgesteld.
De rechtbank noemt ook nog dat de W(et) T(arieven) G(ezondheidszorg) het ziekenhuis
verbiedt een tarief in rekening te brengen dat niet krachtens de WTG is goedgekeurd of
vastgesteld.
KORTOM: Het ziekenhuis mag dergelijke kosten niet in rekening brengen.
Deze uitspraak zal niet zonder gevolgen blijven.
Alle betrokken partijen zullen zich ernstig moeten gaan beramen op nieuwe, werkbare
afspraken die uitgaan van het belang van de nabestaanden. Het is duidelijk dat de
budgettaire problemen die de ziekenhuizen hiermee dachten te kunnen afwenden op de
nabestaanden van overleden patiënten op een andere wijze opgelost moeten gaan worden.
Juridisch gezien is er nog een mogelijkheid van beroep in cassatie, waarin slechts rechtsvragen aan de orde zijn.
De cassatietermijn beloopt 3 maanden.
Groningen, februari 1998. E. De Niet.