Verschillende
kranten : 11 maart 2002, Oud-bisschop voor euthanasie
(ANP) Oud- bisschop Philip
Bar van Rotterdam noemt het goed dat Nederland euthanasiewetgeving heeft. „Je
kunt niet doen of het niet bestaat, je moet er iets voor regelen", zei hij zaterdagavond
in NOVA. Hij is niet bang dat de wetgeving, waarvan hij de inhoud ook goed noemt,
de vraag naar euthanasie heeft doen toenemen. „Integendeel, het denken erover
zal aanscherpen." De katholieke kerk wijst euthanasie af. Bijna een jaar geleden
was Bar nog tegenstander van invoering van wetgeving die euthanasie in bepaalde
gevallen toestaat. „Aanvankelijk hebben we gedacht dat artsen zouden zeggen: 'u
vraagt en wij doen het'. Dat is niet zo. Stel je voor dat het niet geregeld was,
dat zou drama's kunnen geven." Gooi
en Eemlander, 11 maart 2002, Verloren Kerkhof weer gevonden Vrijwilligers leggen
stukje cultuur bloot in Maartensdijkse bossen De
omstanders klappen geestdriftig als de eerste berk onder een zaterdagmorgenzonnetje
ter aarde stort. Daarna strompelt een groepje vrouwen en mannen met zagen, bijlen
en spades over de bosgrond om nog meer berken, dennen en braamstruiken uit de
groene voorjaarsbodem te trekken. Maartensdijkse natuurbe- schermers hebben het
Verloren Kerkhof weer gevonden. Het plekje natuur aan de Eijckensteinselaan hij
recreatieterrein De Leijen krijgt vóór de zomer zijn cultuurhistorisch karakter
terug. Op de begraafplaats hebben sinds 1874 zwervers, zelfmoordenaars, verschoppelingen
en. .. . een enkele joodse onderduiker hun laatste rustplaats gevonden. Het Verloren
Kerkhof werd destijds op last van de provincie aangelegd, omdal er in het hervormde
Maartensdijk geen algemene begraafplaats was. Katholieken werden helemaal in Utrecht
begraven. Daklozen, veelal spiritusdrinkers, met namen als Betje Bitter, Bram
Hommesbart en Dirk de Korstkop kregen een eer- en naamloos graf in de bossen.
Alleen een gemeentewerker en een veldwachter begeleidden hun laatste gang. In
de boeken zijn ze niet meer terug te vinden. Op dit schooierskerkhof zijn tot
aan de oorlog zes a zeven mensen begraven", weet historicus Koos Kolenbrander.
..Met een beetje fantasie zou je kunnen zeggen dat er een stukje mens zit in de
bomen die boven de graven zijn gaan groeien Kolenbrander deed onderzoek naar de
verhalen rond het bosperceel van veertig bij veertig meter. .,In stilte werden
ze begraven. Een van hen had een schurfug hondje. Nadat zijn baasje was begraven,
werd het dier doodgeschoten." Verschillende
kranten: 12 maart
2002, Onverschillig lijkende jongeren rouwen in stilte. Voor
pastores wordt morgen in Tilburg een studiedag georganiseerd over 'Jongeren in
rouw'. Inleidster Riet
Fïddelaers werkt aan een proefschrift over het thema. Juist dezer dagen
moest zij door de dood van een neefje de theorie in de praktijk brengen. Door
Jan Meulemeesters: Ongewild werd Riet Fïddelaers (48) vorige week geconfronteerd
met haar specialisatie jongeren in rouw: haar tienjarige neef Frank stierf als
gevolg van een meningokokkeninfectie. „Iedereen in de familie deed wat ie kon;
de een zette koffie, de ander deed boodschappen. Ik kan toevallig beter schrijven.
Het werd een hele klus: de rouwbrief, het gedachtenisprentje, de avondwake, de
persoonlijke bijdragen in de afscheidsdienst en de crematiedienst. Ook de scholen
van de kinderen vroegen aandacht." Jongeren gebruikten de moderne media om hun
gevoelens te delen. „Sms-berichtjes, e-mail, de website van het plaatselijk ontmoetingscafé
van de jeugd. De vriend van één van de nichten maakte een condoleanceregister
voor Frank. Binnen een paar dagen waren er al zeshonderd bezoekers. In het gastenboek
staan reacties uit het hele land." Aanvankelijk gaf ze les en zat in de directie
van een school. ,In de praktijk zag ik dat crises bij jongeren vaak te maken hadden
met onverwerkte rouwgevoelens. Na onderzoek stelden "wij in 1995 vast dat 75 procent
van de elfjarigen de dood van nabij hadden meegemaakt en dat dat in de brugklas
al opgelopen was tot tachtig procent." „Vooral de invloed van de dood van opa's
en oma's wordt wel eens onderschat. Voor kinderen is er inmiddels wel het een
en ander op het gebied van rouwverwerking. Maar pubers lijken een vergeten groep.
Waarschijnlijk omdat ze aan de buitenkant niets laten merken." Voor haar proefschrift
ontwikkelde ze op basis van voorbeelden uit Amerika bijeenkomsten voor rouwende
leerlingen op school. Acht scholen werden 'opgeleid' om deze rouwgroepen te leiden.
In totaal deden vijftig leerlingen mee. „Zowel de rouwgroepen als diepte-interviews
werkten zeer herkennend en erkennend voor de jongeren." Ze bladert in dikke klappers
met interviews, statistieken, tekeningen en familiefoto's. Tekeningen en foto's
blijken een goed hulpmiddel voor jongeren, die er niet goed over kunnen praten.
„Ouders zien vaak alleen dat pubers zich terugtrekken achter een gesloten deur
met de muziek op z'n hardst. Ze komen pas naar buiten, als het veilig lijkt. Zoals
een schildpad zijn kwetsbare delen onder zijn schild verbergt. Jongeren lijken
vaak onverschillig. Maar ze zien het verdriet bij ouders, broers of zusters en
willen hen ontzien; ze proberen dapper te zijn, stiekem te rouwen en te helpen.
Zo nam een jongen als zijn vader naar zijn werk was, de taak over om zijn broertje
me^het verlies van moeder te troosten. Een loodzware taak. En het wordt vaak niet
gezien." Volgens Fiddelaers kunnen tekeningen ook duidelijk maken dat rouwen helpt.
„De eerste tekeningen bij rouwbijeenkomsten zijn donker, illustreren verdriet,
angst, woede. Vaak zeggen jongeren angst te hebben dat ze gek worden van verdriet.
Ze zijn opgelucht als ze merken dat anderen ook die sterke emoties hebben. Materiële
dingen die ze vroeger o zo belangrijk vonden, zijn door een sterfgeval onbelangrijk
geworden. Leeuwarder
Courant: 12 maart 2002, Meer donoren
bij experiment ziekenhuizen Het aanstellen van een speciale donatiefunctionaris
leidt tot een behoorlijke toename van het aantal beschikbare orgaan- en weefseldonoren.
Ook raadplegen artsen vaker het donorregister. Dit blijkt uit onderzoek van de
Erasmus Universiteit in Rotterdam. Twaalf ziekenhuizen, waaronder het Medisch
Centrum Leeuwarden, kregen in 2000 en 2001 een donatiefunctionaris die tot doel
heeft artsen en ander medisch personeel meer bewust te maken van de mogelijkheden
voor donatie. Ze geven voorlichting en proberen artsen zover te krijgen dat ze
bij het overlijden van een patiënt eerst het register raadplegen om te kijken
of iemand zijn of haar organen wil afstaan. Veel artsen stappen nog rechtstreeks
naar de familie, die vaak weigert. Bij het onderzoek zijn de aantallen uit 1999
als uitgangspositie genomen. De meest opvallende stijging deed zich voor bij weefseldonoren.
In 2000 nam bij de twaalf deelnemende ziekenhuizen het totaal aantal weefseldonoren
toe met 46 en in 2001 met 177. Bij de overige negentig ziekenhuizen waren dit
er respectievelijk 90 in 2000 en 274 in 2001. Bij orgaandonoren was bij de deelnemende
ziekenhuizen twee jaar achtereen sprake van een stijging, in 2000 met 8 donoren,
in 2001 met 10. Bij de overige ziekenhuizen kelderde het aantal donoren. In 2000
nam het aantal nog toe met 29, een jaar later waren dit er slechts 12. Ook werd
het donorregister bij de twaalf proefziekenhuizen aanmerkelijk vaker geraadpleegd
dan bij de andere. De onderzoeksgroep noemt de resultaten extra goed, omdat de
laatste jaren het aantal donoren afneemt door daling van het aantal verkeersslachtoffers
en betere technieken om mensen in leven te houden. Vorige maand maakte minister
Els Borst van volksgezondheid bekend het aantal donatiefunctionarissen te willen
uitbreiden naar 56. Het is een van de middelen om het aantal donoren op te voeren.
Die blijven ver achter bij de verwachtingen na invoering van de donorwet in 1999. Leeuwarder
Courant: 13 maart 2002, Moderne mens mist visie op goede dood Bij
alle procedures en wetgeving rondom sterven en euthanasie ontbreekt tegenwoordig
de visie op wat een goede dood is. Dat stelde moraaltheoloog Cario Leget van de
Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht gisteravond in Leeuwarden tijdens
de jaarlijkse Bonifatiuslezing. Als verzorgende in Rotterdamse verpleeghuizen,
waar hij enkele maanden werkte als voorbereiding op het schrijven van een boek
over het levenseinde, kwam Cario Leget erachter dat niet grote begrippen uit de
euthanasiediscussie als zelfbeschikking en weldoen een hoofdrol spelen bij stervenden.
„Voorop stond steeds het zoeken naar innerlijke ruimte." Dat moet idealiter gebeuren
bij patiënten, familie, pastores, artsen en verpleegkundigen. Met het sleutelbegrip
innerlijke ruimte wil Leget terug naar de middeleeuwse traditie van 'ars moriendi',
de kunst van het sterven. Na de grote pestepidemieën verschenen houtsneden om
mensen te leren zich voor te bereiden op de dood. De innerlijke ruimte wordt volgens
Cario Leget begrensd door wat iemand dragen kan. Waar de verzorgde iedere innerlijke
ruimte en ieder perspectief op de herovering ervan ontbreekt, is het aan de zorgenden
om deze uitzichtloosheid toe te laten. „Want ook om onder ogen te zien dat een
patiënt gruwelijk lijdt en iedere mogelijke behandeling het kwaad verder in de
kaart speelt, is inneriijke ruimte en moed nodig." Verschillende
kranten: 16 maart 2002, Lege lijkkist. De politie van Ommen heeft in de
nacht van maandag op dinsdag een lege lijkkist gevonden op de weg van Hardenberg
naar Ommen. De kist is afkomstig uit een lijkwagen die eerder die dag in Denekamp
was gestolen. Die auto bevatte nog drie lege kisten. Volkskrant:
16 maart 2002, Een man van troost De dichtbundels van de fijnbesnaarde,
blijmoedige hypochonder Jean-Pierre
Rawie worden gretig gekocht. WIJ volgen één voor één hetzelfde
pad,/ en worden met dezelfde maat gemeten;/ ik zie mijzelf nu bij zijn bed gezeten/
zoals hij bij zijn eigen vader zat:/ straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten/
hoe machteloos ik hem heb liefgehad. Niet voor niets is Jean-Pierre
Rawie, op Nel Benschop na, de meest geciteerde dichter in rouwadvertenties. Zijn
bundels bereiken soms topverkopen van vijftigduizend exemplaren, een ongekend
aantal voor een genre waarvan de oplages doorgaans de paar honderd niet te boven
komen. Volkskrant:
16 maart 2002, Geliefd bij de uitvaart volgens de Volkskrant lezers; 1. Johnny
Cash, 2. Nick Cave, 3 U2. Muziek en de dood: wekenlang stroomden de reacties
binnen, en een grondige inventarisatie leert dat niemand het treffender uitdrukt
dan de 'ervaringsdeskundige' met zijn 'praktijkverhaal', zoals E. van Rossum ('nabestaande')
het klinisch omschrijft. Welke
muziek wil je horen bij het afscheid van een ouder, een kind, een broer
of een zus? Eigenlijk is het niet zo moeilijk. 'Je wilt muziek die troost', schrijft
Emiel Davids, 'en die mooie herinneringen oproept. Muziek die uitdrukt dat iemand
springlevend is geweest en in de hoofden van veel andere mensen springlevend zal
blijven.' Als aan die voorwaarden wordt voldaan, blijkt het dus helemaal niet
meer te draaien om zangers en hun liedjes, of om orkesten en hun symfonieën. Dan
blijkt het ook niet uit te maken hoe lang zo'n dienst, mis of plechtigheid duurt.
Nee, dan de zogenoemde 'to die for' verzameling van Sander de Jong, die
begint met Alive van Pearl Jam en eindigt met Down Down (Deeper and Down)
van Status Quo. Of, om enigszins toepasselijk af te sluiten, de keus van Micha
Caneel: He's gone van The Grateful Dead. | Bezoek
de internetsite van: |